spmt-arista

Soms moet men werken in een omgeving met verontreinigde lucht. De werkgever moet dan in de eerste plaats collectieve maatregelen nemen, maar als deze niet volstaan, moet hij persoonlijke beschermingsmiddelen voorzien. Hoe kiest men dan het juiste persoonlijk beschermingsmiddel? 
 

Of het nu gaat over schilders, schrijnwerkers, verwarmingsinstallateurs of rioolwerkers, vele werknemers worden dagelijks blootgesteld aan een schadelijke atmosfeer. Dampen of zwevende stofdeeltjes kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid, en des te meer naarmate men zich in een kleinere, afgesloten ruimte bevindt.


De algemene preventieprincipes

De eerste stap is het beoordelen van de risico’s waaraan de werknemer wordt blootgesteld. Dit wordt opgelegd door het KB van 11 maart 2002 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers tegen de risico’s van chemische agentia op het werk. De belangrijke vragen die men zich moet stellen:
 

  • Om welk product gaat het ?
  • In welke mate is het giftig (irriterend ? schadelijk ? chronische toxiciteit ? acute toxiciteit ? )
  • Welke is de grenswaarde voor blootstelling aan deze stof en in welke concentratie is de stof aanwezig in de lucht ?
  • Wat is het zuurstofgehalte op de werkpost?
  • Hoe frequent komt de werknemer in contact met het product?
  •  Is het werk wat de werknemer uitoefent zwaar? Zwaar werk vereist namelijk een diepere ademhaling, bijgevolg is er een grotere opname van schadelijke lucht in het lichaam.
     

De wetgeving (de twee voornoemde KBs) vereist dat, bij een onaanvaardbaar risico, men in de eerste plaats moet nagaan of het mogelijk is:

  • Het gevaar weg te nemen (bijvoorbeeld een product zonder solventen gebruiken);
  • Indien dit niet mogelijk is: collectieve beschermingsmiddelen voorzien (ventilatie, afzuiging)


Indien deze maatregelen niet mogelijk of onvoldoende zijn, dient men overgaan tot het voorzien van persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM).


Een PBM ? Maar welk ? Een onafhankelijk ademluchttoestel of filtrerende apparaten?

Om de luchtwegen te beschermen bestaan er verscheidene persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM). Vergis u niet, en kies het PBM dat precies beantwoordt aan de risico’s vastgesteld tijdens de risicoanalyse.

Er bestaan twee grote 'families' van ademhalingsbescherming: de onafhankelijke ademluchttoestellen en de filtrerende apparaten. Het eerste type isoleert de gebruiker volledig van de hem omgevende atmosfeer, het laatste type zuivert de ingeademde lucht. Het gaat dus niet om dezelfde bescherming. Hoe kiezen tussen de verschillende mogelijkheden?
 
Het eerste aspect waar men rekening mee moet houden bij de keuze van een ademhalingsbescherming is het zuurstofgehalte (O2) op de werkpost.

Is het zuurstofgehalte (O2) onbekend of bedraagt het minder dan 17% (ter herinnering, droge lucht bestaat voor 20,9% uit O2), dan dient men te kiezen voor een onafhankelijk ademluchttoestel met volgelaatsmasker, zodat men dankzij lucht- of zuurstoftoevoer uit een niet-verontreinigde bron 100% onafhankelijk kan zijn van de directe omgeving.

Is het O2-gehalte normaal? In dat geval moet men kijken met welke vervuilende stof men te maken heeft. Er zijn dan drie mogelijkheden:

    1. De verontreinigende stof is zeer giftig CO of onbekend 
    2. Stof en aerosolen
    3. Gassen en dampen

In geval 1 (=zeer giftig, CO of onbekend) kiezen we voor een onafhankelijk ademluchttoestel met volgelaats- of halfgelaatsmasker, om dezelfde reden als in het geval van het te lage O2-gehalte: het gezondheidsrisico is zodanig groot voor de werknemer dat de beste manier om dit te bestrijden, is het bieden van een volledige afzondering t.a.v. de gevaarlijke atmosfeer.

Wat betreft stof en aerosolen, gelden volgende regels:

Indien het gehalte van het vervuilend bestanddeel méér bedraagt dan 60 keer de grenswaarde voor blootstelling, dan dient men te kiezen voor een onafhankelijke ademluchttoestel, gezien het zeer hoge risico dat verbonden is aan de sterke concentratie van de schadelijke stof in de lucht.

Indien daarentegen het gehalte minder dan 60 keer de grenswaarde bedraagt, dan volstaat een filtrerend halfgelaats-stofmasker die neus, mond en kin bedekt. Opgepast: dit halfgelaats-stofmasker beschermt niet tegen de omgevende atmosfeer, maar verhindert de toegang van stof en gas tot de ademhalingswegen. Niet gebruiken in geval van te lage zuurstofgehaltes.   

De keuze van het halfgelaats-stofmasker is belangrijk. Er bestaan verschillende types:

  • FFP 1 Beschermt tegen onschadelijk fijnstof [FFP: filtering facepiece particle, norm EN 149]
  • FFP2  Beschermt tegen schadelijk fijnstof
  • FFP3  Beschermt tegen giftig fijnstof


Sommige maskers zijn herbruikbaar, anderen kunnen slechts éénmalig gebruikt worden (op te vatten als één werkpost, of een doorlopend gebruik gedurende 8 uur) . “R” staat voor "reusable" (herbruikbaar) en “NR” staat voor "non reusable" (niet herbruikbaar). Waak er dus over dat wegwerpmaskers niet opnieuw worden gebruikt.

Wat betreft de bescherming tegen gassen en dampen is de redenering gelijk aan deze tegen stof en aerosolen: indien de blootstellingsgrenswaarde in de lucht met 60 maal of meer overschreden wordt, dient men een onafhankelijk ademluchttoestel te gebruiken. Is het gehalte minder, dan volstaat het gebruik van een masker met filterbus aangepast aan de gassen/dampen aanwezig in de atmosfeer. Om te weten welke type gassen/dampen door de filterbus worden gefilterd, werd er een kleurencode ingesteld (zie onderstaande tabel).
 

Zoals bij de aerosolen, wordt het efficiëntieniveau bepaald van 1 tot 3, waarbij niveau 3 voor het hoogst filterende vermogen staat (zoals hierboven geïllustreerd). Er bestaan ook bussen met gecombineerde filter tegen gassen en aerosolen. Zo bestaan er APEK P3-maskers waarbij P staat voor het filteren van aerosolen en stof.


De problematiek van bio-aerosolen

Personen werkend in de medische sector zijn blootgesteld aan een bijzonder type aerosolen: de bioaerosolen. Dit zijn aerosolen die bestanddelen van microbische (virus, bacterie,...), plantaardige of dierlijke oorsprong bevatten. Bv.: windpokken, mazelen of tuberculose.

Om deze werknemers te beschermen volstaat een "chirurgenmasker" niet. Het chirurgenmasker is in feite eerder bedoeld om het speeksel op te vangen dat kan vrijkomen bij uitademen op hoesten. Het wordt dus door het personeel gedragen om de patiënt te beschermen, en door de patiënt om zijn omgeving niet te besmetten. Over het algemeen zal deze bescherming eveneens doeltreffend zijn als bescherming tegen speekseldeeltjes die van buitenaf komen (meningokok, griep,...). 

Tegen bioaerosolen biedt het chirurgenmasker daarentegen onvoldoende bescherming.

Ten overstaan van de "klassieke" aerosolen kiest men best FFP1, 2 of 3-maskers als bescherming. De keuze van het beschermingsniveau dient af te hangen van de omvang van het risico.bvb

  • FFP1 in geval van contact met een tuberculeuze patiënt (maar FFP2 in geval van intubatie)
  • FFP2 in geval van contact met een patiënt die mogelijk SARS heeft
  • FFP3 in geval van bioterrorisme,...

Opleiding, opslag en onderhoud

De aangepaste persoonlijke beschermingsmiddelen moeten op de juiste manier gebruikt worden. Ze moeten ook in goede staat zijn. De werkgever moet zich ervan verzekeren dat zijn werknemers de PBMs correct gebruiken (zoals voorgeschreven in artikel 24 van het KB van 13 juni 2005).

Informatie, opleiding en opvolging op het terrein zijn dus onontbeerlijk.

Ook aan het onderhoud (schoonmaken, desinfecteren) van de PBMs moet aandacht worden gegeven tijdens de opleiding, alsook aan de opslag ervan. Elk middel dat niet bedoeld is voor éénmalig gebruik dient het voorwerp uit te maken van een opvolgingsfiche omtrent het gebruik, zodat het dagelijks beheer conform zou zijn aan de voorschriften van de fabrikant (die men terugvindt in de gebruikshandleiding die geleverd wordt bij het PBM en zijn toebehoren.
 


Meer informatie

  • Koninklijk besluit van 13 juni 2005 betreffende het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen
  • Koninklijk besluit van 11 maart 2002 betreffende de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers tegen de risico’s van chemische agentia op het werk
  • INRS, « Les appareils de protection respiratoires – Choix et utilisation », 2011; "Appareils de protection respiratoire et bioaérosols: quelle est l'efficacité des médias filtrants", 2010. :


Pedro VIEIRA DA SILVA
preventieadviseur risicobeheersing
Cohezio